HET LEVENSVERHAAL VAN

Henricus Jozef Maria (Harry) van de Ven

Missionaris van Afrika


 Klik hier voor de verschillende data van zijn levensloop.


 

Harry werd geboren op 24 mei 1933 te Veghel. Om missionaris te worden volgde hij de opleiding in onze vormingshuizen van Sterksel, St.Charles bij Boxtel, ’s Heerenberg, en Carthago waar hij zich op 17 oktober 1960 door een eed van trouw verbond aan onze Sociëteit van Missionarissen van Afrika. Hij werd Priester gewijd op 2 februari 1961, en in december van dat zelfde jaar vertrok hij naar Congo, het bisdom Bunia, te Fataki om de taal en gebruiken te leren.

 

Harry was degelijk en meegaand; hij wist initiatief te nemen en initiatieven van anderen over te nemen. Een harde werker en doorzetter, steeds bereid een dienst te verlenen. Hij had een praktisch verstand en gezond oordeel, met verantwoordelijkheidsgevoel. Hij kwam “vaderlijk” over; was een opmerkzame waarnemer, en kwam uit voor zijn mening.

 

Harry was een neefje van pater Jan Aarts, een broer van zijn moeder. Daar hij om gezondheidsredenen een semester studie gemist had, haalde hij dit in na zijn wijding. Voor zijn toekomst was alle zwaar werk (“travaux violents”) hem ontraden.

 

In het bisdom Bunia zijn wel 20 talen, waarvan 4 hoofdtalen. Harry begon met het Kilendu, waarin uitspraak en toonhoogte van groot belang zijn. Daarna bleef hij in Fataki voor parochie werk, waaronder ook de scholen, en de karakteristieke jeugdbeweging van Congo de “Xaverianen”.

In december 1964 werd hij wegens politieke onlusten geëvacueerd naar Nederland. In juni 1965 kon hij weer terug gaan, en ging naar de parochie Drodro, de grootste van het bisdom met veel “safari´s”. Aanvankelijk konden zij een gedeelte van de parochie niet bezoeken omdat opstandelingen zich er schuil hielden; toen na verloop van tijd de priesters er weer kwamen was de bevolking zeer enthousiast.                                                                                               

In 1966 hadden zij 1.776 vormelingen, en de groepen geloofsleerlingen werden te massaal; hij zag dan ook de behoefte aan méér vorming voor de Katechisten, en aan het bewust maken van leken, vooral de grotere jeugd. Hij voelde zich gelukkig in dit werk.

In 1972 beschreef hij zijn werkzaamheden als: streekpastor voor jeugdwerk, oa. de Xaverianen, waarbij hij groepen in andere parochies bezocht; pastor voor de plattelandsjongeren (JAC/F) en voor de “Foyer Social”; het onderhoud van ruim 100 klaslokalen; verder de basis pastoraal voor een bevolking van 60.000, waarvan 38.000 gedoopten.

 

In 1982 schreef hij dat hij aan zijn tweede termijn begonnen was als lid van de Regionale Raad, en dat hij steeds meer waardering begon te krijgen voor de taak van “oversten”. In dat jaar werd het klein seminarie overgedragen aan eigenlandse priesters, een stap verder in de verzelfstandiging van de plaatselijke kerk.

 

Harry zat in een afgelegen gebied, waar de communicatie stroef verliep. Nog in 1985 had hij in geen 6 maanden post ontvangen, en telex berichten kwamen een maand later aan. Voor een dringend bericht was de weg vanuit Nederland: kontakt opnemen met de M.Afr. te Brussel; zij telefoneerden vervolgens met Kinshasa; en de confraters dáár gaven het dan door over de radio-foon. Velen van ons hebben nog een soortgelijke weg gekend.

 

Begin 1985 verhuisde hij weer naar Fataki; na anderhalf jaar daar maakte hij een interessante vergelijking met de vorige parochie waar hij 20 jaar gewerkt had. In de Fataki streek was het traditioneel dat de “chef” besliste. Harry wilde hen helpen bewust te worden dat die “chef” niet de pastoor was, maar Jezus zelf in ieders leven, de gemeenschap, en iedere vergadering.

Begin 1991 verslechterde de economische situatie met de dag. Harry bewonderde de bevolking, en vond hun “overlevingskunst” een wonder. Hij schreef: “Wij worden er bijna ziek van; zij blijven over het algemeen vrolijk en opgeruimd”. Wel was de gewone mens een beetje bang voor de overgang van de eenheidspartij naar meerdere politieke partijen; maar in hun streek bleef het rustig. De bevolkingsaanwas was groot; alleen al in hun kraamkliniek waren er het afgelopen jaar meer dan 1.600 geboorten.

 

 

 

Juni 1993 verhuisde Harry naar Badiya, met 1.200 km˛ een uitgestrekte parochie, met een bevolking van ca 100.000, waarvan 43 % katholiek, 33 % protestant, 24 % moslims of traditionele godsdiensten. Rond de pastorie woonden weinig mensen, omdat velen gevlucht waren vanwege etnische onlusten het jaar tevoren; toen Harry er kwam was het rustig. Wel waren al een jaar lang de salarissen niet uitbetaald, evenmin de soldij voor gewone soldaten al 5 maanden niet. De prijzen schoten omhoog, en de dreiging van plundering nam toe.


Zijn eerste taak was de plaatselijke taal leren, verder het bezoeken van de 90 kerkdorpen, en hij werd speciaal belast met het onderwijs/scholen en het ontwikkelingswerk. Zo was een gedeelte van de parochie geďsoleerd geraakt toen overstromingen in 1985 de brug over de Shari rivier wegspoelde. Men maakte toen een lianen-brug van 33 meter! Dat was vooral voor kinderen en bejaarden een probleem. Met hulp vanuit België en Duitsland (Misereor) hebben de M.Afr in 1993 een stalen brug kunnen bouwen.

In december 1996 moest hij terug naar Nederland,  alweer vanwege de politieke toestand; Harry ervaarde dat als “onze mensen in de steek laten”. In oktober 1997 kon hij weer terug naar Congo, toen Laurent Kabila in het land aan de macht gekomen was. Degenen die men aanvankelijk als “rebellen” beschouwde, werden “bevrijders”, en door de bevolking enthousiast ontvangen. Maar in de loop van het jaar sloeg dat om in teleurstelling. De beloofde veranderingen bleven uit, de wegen werden slechter dan ooit, de salarissen werden niet uitbetaald.                                                                                                                                              

Vele doden en gewonden; de overlevenden, onderwie de eigenlandse Zusters en het doktersgezin, waren de bergen ingevlucht; huizen en velden verwoest, geen huisraad, geen kleding, geen zaaigoed, dus honger. Bij de protestanten ging het om 12 gezinnen, die elk € 350,- ontvingen van hun kerkgemeenschap; voor de ruim 100 andere gezinnen in het oorlogsgebied, katholiek en niet-katholiek, zocht Harry fondsen voor hun eerste behoeften.

 

Half 2000 waren er gevechten in Kisangani, maar in de streek van Harry, Bunia, bleef het rustig; zij waren bezet door soldaten uit Oeganda die correct waren en zich niet lieten omkopen. Gewapende overvallen namen toe, vooral om geld. Vluchtelingen bleven zijn streek binnenstromen; Harry stelde hen een zaal ter beschikking, en opende een voedingscentrum voor ondervoede kinderen. De prijzen bleven stijgen, de oogst was mislukt, de ondervoeding nam toe. Hij schreef: “Het blijft altijd op een of andere manier spannend!”

 

Half 2002 waren er in de bisschopsstad Bunia regelmatig aanvallen, dus veel paniek. Ook in de streek van Harry werden mensen gedood, veel huizen in brand gestoken, honderden op de vlucht. Diefstal en gewapende overvallen namen toe, ook op de pastorie. Vluchtelingen-zorg bleef een van zijn speciale taken, maar het pastorale werk ging gewoon door, b.v. op 3 plaatsen 1350 vormelingen. Zij bezochten weer alle streken, ook daar waar velen nog niet teruggekeerd waren, om hen die gebleven waren te bemoedigen.

 

In november 2002 moesten ook de missionarissen vluchten. Commentaar van Harry: “Je moet niet te veel prakkiseren; dan word je ziek of zot!” Op verlof in Nederland was hij 10 kg aangekomen. In oktober 2003 kon hij weer terug, maar de pastorie van Badiya was verwoest, en de streek onveilig. Missionarissen bedienden die streek vanuit de bisschopsstad; begin september 2005 ging Harry voor het eerst sinds februari 2002 een weekeinde doorbrengen op de voorlopig herstelde pastorie van Badiya. In het verwoeste ziekenhuis begon men met het herstel van de kraamkliniek. Harry schreef: “De kerk blijft een teken van hoop voor velen. Het geloof, de moed, doorzettingsvermogen, en de overlevingskunst van onze mensen, is voor ons een stimulans en aanmoediging om door te gaan, en trouw te blijven aan onze roeping”.

 

Niettegenstaande de rebellen die het bisdom steeds onveilig maakten met overvallen, plundering en brandstichting, reisde de nieuwe bisschop alle parochies af en diende het vormsel toe, ook in een verwoest parochiecentrum waar al 5 jaar geen priesters meer waren.

Begin 2006 schreef Harry te hopen over een maand blijvend terug te kunnen keren naar zijn pastorie in Badiya. Door pendel-pastoraat kon hij in 2005 436 kinderen dopen en 426 volwassenen, 425 eerste communies, en 83 huwelijken inzegenen. Dit was allemaal voorbereid door de grote inzet van de Katechisten en vrijwilligers; hemzelf kostte het enkele kilo´s gewichtsverlies.  

 

April 2006 kwam Harry naar Nederland om gezondheidsredenen; maar in juli keerde hij weer terug. Kort daarna brak hij bij een val een arm, en maakte 4 dagen later een gewapende overval mee. Samen met plaatselijke leiders hielp hij de bevolking zich bewust te worden van hun verantwoordelijkheid; dat elke verbetering begint bij ieder van ons: in ons hart, ons huis, onze familie, ons dorp, op ons werk, in onze leefgemeenschap. Daartoe organiseerd men algemene vormingsdagen over vrede, gerechtigheid, ontwikkeling, gezondheid, en onderwijs; en bijzondere vormingsdagen voor verantwoordelijken van pastoraat, liturgie, financiën, koorzangers, en misdienaars. Hij stuurde zijn Kerstwensen vanuit een “vernieuwd Congo”.

 

In mei 2007 moest hij om gezondheidsredenen voorgoed naar Nederland komen. Kort na aankomst werd hij met verlammingsverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis te Weert. Op 14 juni kon hij weer terug komen naar Heythuysen, om van daar uit verder behandeld te worden.

 

“Dat ge elkaar liefhebt zoals ik u heb liefgehad.

Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,

dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.” Joh.15,12-13


Webmaster-NL

Vorige pagina